Op school staat een kopieermachine. Leerlingen mogen daar voor € 0,10 per kopie gebruik van maken. De school huurt deze machine voor € 150,00 per maand en elke kopie kost de school eurocent.
De vraag: Vanaf hoeveel kopieën per maand zijn de kosten voor het gebruik van deze kopieermachine € 2250,-? is een vergelijking.
Noem het aantal kopieën per maand en de vergelijking wordt:
Een vergelijking als kun je oplossen door te bekijken hoe je moet rekenen.Het rekenschema is:
En dus kun je zo terugrekenen:
Dit betekent: kopieën.
Bij de vraag: Vanaf hoeveel kopieën per maand zijn de kosten voor het gebruik van deze kopieermachine even groot als de inkomsten? hoort de vergelijking:
Deze vergelijking kun je niet oplossen door terugrekenen omdat de variabele aan beide zijden van het isgelijkteken voorkomt.
Nu kun je beter de balansmethode toepassen: voer aan beide zijden van het isgelijkteken dezelfde bewerking uit. De oplossing gaat dan zo:
beide zijden
beide zijden verwisselen
beide zijden delen door
Je ziet dat je dezelfde oplossing krijgt als bij Uitleg.