Html

Op school staat een kopieermachine. Leerlingen mogen daar voor € 0,10 per kopie gebruik van maken. De school huurt deze machine voor € 150,00 per maand en elke kopie kost de school eurocent.

De vraag: Vanaf hoeveel kopieën per maand zijn de kosten voor het gebruik van deze kopieermachine even groot als de inkomsten? is een vergelijking.

Noem het aantal kopieën per maand en de vergelijking wordt:

In een vergelijking zijn twee uitdrukkingen met één of meer variabelen gelijk aan elkaar. In deze vergelijking staan aan de linkerzijde van het isgelijkteken de kosten per maand en aan de rechterzijde de inkomsten per maand. Hij bevat één variabele: .
Je zoekt de waarden van die ervoor zorgen dat de linker- en rechterzijde van de vergelijking gelijk zijn, dat zijn de oplossingen van de vergelijking.
Deze vergelijking heeft één oplossing: .
Ga maar na:

Maar hoe kom je aan die oplossing en waarom is er maar één?

Als je de oplossing niet meteen ziet, kun je er altijd uitkomen door getallen voor in te vullen (te substitueren), net zolang tot je de juiste waarde voor gevonden hebt.
Links van het isgelijkteken heb je: en rechts van het isgelijkteken heb je: . Maak daarbij een tabel.

010002000300040005000600070008000
150225300375450525600675750
0100200300400500600700800

In dit geval zit de oplossing meteen in de tabel: bij zijn en gelijk! Vaak moet je nog verder zoeken door de tabel te verfijnen.
Dan kun je ook een grafiek gebruiken: bij het snijpunt van en zijn beide gelijk. De waarde van die daarbij hoort, kun je aflezen (vaak: schatten). Met behulp van nauwkeuriger tabellen rond het snijpunt kun je de waarden van steeds nauwkeuriger bepalen. Dit proces heet inklemmen.

In dit geval zijn de grafieken van en rechte lijnen en is er maar één snijpunt, en dus precies één oplossing.

Opdracht
Annuleren