Vaak heb je na een berekening een getal in een flink aantal decimalen. Lang niet alle cijfers zijn van belang, zijn significant. Daarom rond je af tot alleen de significante cijfers overblijven.
Als je een getal wilt afronden op twee decimalen nauwkeurig, dus op twee cijfers achter de komma, dan kijk je naar de derde decimaal. Is de derde decimaal een , , , of , dan rond je af naar beneden (de tweede decimaal blijft gelijk):
Is de derde decimaal een , , , of , dan rond je af naar boven (je telt bij de tweede decimaal op):
Het teken betekent: "is precies gelijk aan". Het teken betekent: "is ongeveer gelijk aan". Als je een getal afrondt, gebruik je dus .
Als je bijvoorbeeld wilt afronden op een geheel getal, kijk je alleen naar het eerste cijfer achter de komma. Je kijkt niet naar de tweede decimaal: .
Je rondt in de praktijk niet altijd af naar het getal dat het dichtst in de buurt van je uitkomst ligt: