Een vector is een grootheid met lengte en richting. Je kunt hem beschrijven door:
In deze figuur is de hoofdrichting de positieve -as en wordt de richtingshoek linksom (tegen de wijzers van de klok in) gemeten. De vector kun je dan beschrijven door aan te geven hoe groot de -component en de -component zijn. De -component is positief als hij in de positieve -richting wijst, anders negatief. De -component is positief als hij in de positieve -richting wijst, anders negatief.
De lengte van deze vector is .
De richtingshoek kun je vanuit de componenten berekenen: .Hierbij gebruik je geen mintekens, maar let je goed op welke hoek je precies berekent.
De getekende vector heeft de oorsprong als aangrijpingspunt. Er zijn echter gelijke vectoren te tekenen die een ander aangrijpingspunt hebben. In de wiskunde zijn twee vectoren gelijk als hun lengtes en hun richtingshoeken gelijk zijn. De vector die van de oorsprong naar punt wijst, schrijf je als .